Ambachtelijk Vakmanschap Nederland (AVN) gaat een samenwerking aan met de Kunstenbond om ambachtslieden te ondersteunen. Dankzij deze samenwerking kunnen leden van AVN gebruikmaken van de diensten van de Kunstenbond, waaronder juridisch advies, contractbegeleiding en ondersteuning bij arbeidsvoorwaarden. Dit geeft ambachtslieden de kans om zich beter te beschermen en hun positie binnen de creatieve sector te versterken.
Ambacht en kunst hand in hand
Ambachtslieden werken vaak op het snijvlak van kunst en vakmanschap. De Kunstenbond heeft uitgebreide ervaring met het ondersteunen van creatieve professionals en biedt nu ook ambachtslieden een stevig vangnet. Of het nu gaat om het beschermen van rechten, onderhandelen over contracten of toegang tot netwerken, professionals in de wereld van ambachten krijgen via AVN en de Kunstenbond de professionele ondersteuning die ze nodig hebben. Zo kunnen zij zich focussen op wat ze het beste doen: maken.
AVN wordt een stichting: een bottom-up netwerk voor makers
Ambachtelijk Vakmanschap Nederland zet binnenkort een grote stap door zichzelf om te vormen tot een stichting. Dit nieuwe bottom-up netwerk geeft makers de kans om hun stem te laten horen en samen te werken aan een duurzame toekomst voor het ambacht. Het netwerk is opgericht door en voor ambachtslieden, met als doel om hen te versterken en hun belangen te behartigen.
In het streven om efficiëntie en synergie te bevorderen, heeft AVN de Kunstenbond benaderd als een strategische samenwerkingspartner. Deze samenwerking stelt ons in staat om onze leden toegang te bieden tot de gespecialiseerde diensten van de Kunstenbond, zonder het wiel opnieuw uit te vinden.
Stephan Welie, voorzitter van AVN, legt uit waarom de oprichting van de stichting en de samenwerking met de Kunstenbond zo belangrijk zijn: “Bij AVN geloven we in de kracht van een bottom-up benadering. Ambachtslieden weten zelf het beste wat ze nodig hebben, en wij bieden hen een platform om die behoeften te uiten en samen te realiseren. Deze samenwerking met de Kunstenbond geeft onze leden de tools die ze nodig hebben om zich sterker te maken in de creatieve sector. Ambachtelijk vakmanschap is niet alleen van historisch belang, maar ook essentieel voor de toekomst. Door samen te werken en elkaar te ondersteunen, bouwen we aan een duurzame toekomst voor zowel makers als hun ambacht.”
Ronald Gijsbertsen, directeur van de Kunstenbond: “Deze samenwerking is een belangrijke stap richting het versterken van ambachtslieden in Nederland. Door hun unieke vaardigheden te combineren met de ondersteuning van de Kunstenbond, creëren we een krachtig netwerk dat niet alleen de waarde van ambachtelijk vakmanschap erkent, maar ook zorgt voor een eerlijke beloning en betere arbeidsvoorwaarden. Samen kunnen we de toekomst van onze culturele sector veiligstellen.”
Sluit je aan!
Wil jij als maker onderdeel zijn van dit groeiende netwerk? Mail voor meer informatie naar info@ambachtelijkvakmanschap.nl
Voor Ambachtelijk Vakmanschap Nederland maakte Manuel Hazeleger een documentaire over de grote urgentie van maak-en broedplaatsen. AVN zet zich sterk in voor deze plaatsen, waar makers kunnen experimenteren, leren en groeien. Bekijk nu de film ‘Maak plaats voor Maakplaatsen.’
AVN is een bottom-up netwerk van makers en daarom vinden we het belangrijk om zoveel mogelijk makers aan het woord te laten. Dat doen wij bij ons evenement op 16 oktober onder meer middels een korte documentaire van filmmaker Manuel Hazeleger. Namens AVN bezocht Manuel vier maak- en broedplaatsen en interviewde hij twaalf makers en meerdere beleidsmakers. We spraken Manuel tijdens het montageproces over zijn film en zijn persoonlijke betrokkenheid bij dit onderwerp.
AVN: De wereld van ambachten is breed en divers. Hoe heb jij dit onderwerp als filmmaker benaderd?
Manuel: ‘Mijn stijl is ‘run and gun,’ ik ga ergens heen om te filmen en laat het verhaal voor zichzelf spreken. Dus niet teveel voorbereiden maar gewoon kijken wat er gebeurt. Ik werk met een klein team of vaak zelfs alleen waardoor de mensen die ik film snel op hun gemak zijn, ik kom met een klein lampje, een kleine camera en een simpele microfoon, dan kunnen we zo snel mogelijk gewoon gaan draaien.’
Je wilt dus een fly on the wall zijn, maar weinig is moeilijker dan mensen doen vergeten dat de camera er is.
‘Zeker, maar het is vooral belangrijk om ze in de ogen te kijken en gerust te stellen. Het maakt niet uit, niks is fout, niet teveel nadenken maar lekker praten en loskomen. Het is gewoon een gesprekje met mij, vertel je verhaal.’
Is er een bepaalde insteek waarmee je de gesprekken met makers en beleidsmakers benadert? Het lijkt mij heel moeilijk om helemaal beschouwend te zijn.
‘Ik stel open vragen: wie ben je, wat doe je en hoe ben je hier gekomen? Dan ga ik eerst eens luisteren naar het verhaal. Vanuit daar probeer ik bruggetjes te maken naar dingen waar ze tegenaan lopen in de broedplaatsen, zoals de huurprijs of snel weer moeten verplaatsen omdat de huurcontracten heel kort lopen. Wat ik ook interessant vind is waarom makers begonnen zijn. Ik heb er een aantal gesproken die een universitaire opleiding hebben gedaan, vervolgens achter een laptop bij een multinational zaten en heel ongelukkig werden. Zij durfden de stap te zetten om te gaan maken. Gister sprak ik juist iemand die op haar zevende voor het eerst een potje maakte. Nu is ze in de dertig en werkt ze als keramiste. Zij werd dus al op heel jonge leeftijd geïnspireerd.’
Welke verhalen zullen we nog meer gaan zien in deze film?
‘Ik wil vooral naar voren brengen wat het belang is van maak- en broedplaatsen en waarom makers essentieel zijn, nu en in de toekomst. Ook de zichtbaarheid van maakplaatsen is belangrijk, want daar kunnen jongeren zien dat ze later iets met hun handen kunnen doen. Ik sprak bijvoorbeeld iemand op broedplaats BOGOTÁ in Halfweg. Daar hadden ze een open dag en er kwam een kind langs bij een gitaarbouwer. Dat kind was helemaal enthousiast en vroeg: maar kan ik dan ook violen bouwen? Dat was altijd haar droom geweest en nu ontdekte ze dat dat beroep nog steeds bestaat.’
Is dit een onderwerp waar jij zelf ook affiniteit mee hebt?
‘Zeker! Ik heb zelf eerst de LTS en daarna het Hout- en Meubileringscollege gedaan en ben zeven jaar actief geweest als meubelmaker, tekenaar en projectleider. Die achtergrond maakt het extra leuk, het geeft me een connectie
met de makers die ik film.’
Kunst en ambacht liggen heel dichtbij elkaar en overlappen zelfs vaak. Zie jij jouw werk als filmmaker ook als een ambacht?
‘Of ik nou meubels of een film maak, ik doe het met dezelfde passie. Je bent aan het creëren. Het filmen zelf is niet alles, daarna moet je alles als een puzzel in elkaar leggen totdat het klopt. Daarbij moet je kijken vanuit de ontvanger en zorgen dat de boodschap aankomt. Dat blijft natuurlijk digitaal en is anders dan echt materialen vasthouden met je handen, maar je kunt er wel mensen mee verbazen en inspireren. Dat is volgens mij wat ambacht en kunst allebei moeten doen.’
Met AVN proberen we een netwerk te worden waarin makers elkaar kunnen vinden en waarmee we samen sterk staan. Wat moet AVN de komende tijd gaan doen, denkende aan wat jij hebt gehoord van al die makers die je gesproken hebt?
‘Het zou mooi zijn als de noodzaak van broedplaatsen wat meer bekend wordt bij de politiek. Makers zijn heel erg gebaat bij zekerheid, vooral wat betreft contractduur. Op sommige broedplaatsen hebben de huurders contracten van maar één jaar. Eigenlijk moet er een lobby komen zodat gemeentes en
verhuurders meer zekerheid kunnen bieden. Maakplaatsen zijn juist zo belangrijk als een instapplek waar je kan gaan ontdekken en uitvinden. Soms zijn het haast laboratoria. Wat je van de makers ook vaak hoort is dat ze het commerciële gedeelte van hun werk lastig vinden, zowel geld verdienen als jezelf zichtbaar maken. Makers willen gewoon maken.’
De documentaire over maak- en broedplaatsen gaat in première tijdens het AVN evenement in Utrecht op 16 oktober en zal daarna op onze website te zien zijn.
Tijdens het Ambacht in Beeld Festival gaan we natuurlijk langs bij de Ambachtenbus, dé plek waar kinderen zelf aan de slag kunnen gaan met materiaal en gereedschap. Bram Korte is initiatiefnemer van de bus en rijdt met steun van Ambachtelijk Vakmanschap Nederland rond langs vele evenementen. Het liefst is hij zelf samen met de kinderen aan het klussen, maar tussen de drukte door hebben we Bram toch nog even kunnen spreken.
Bram: ‘De Ambachtenbus is een plek voor kinderen om te ontdekken en om te maken. Ze leren hier met verschillende gereedschappen en materialen en ontdekken wat ze allemaal kunnen.’
Het is hier een drukte van jewelste, overal waar je kijkt wordt wel iets gemaakt. Wanneer is het voor jou een goede dag?
‘Als ik kinderen heb gezien die echt iets nieuws hebben geleerd. Dan zie ik aan de pretogen dat ze denken: yes! Dat zie ik heel vaak bij kinderen die de boormachine hebben leren gebruiken. Dat lijkt heel moeilijk, maar het gaat erom dat ze merken dat ze het prima kunnen, dat ze zelfvertrouwen krijgen. Wat ik ook heel leuk vind: ik heb nog nooit een kind gezien dat niet iets kan bedenken. Ze lopen zelf een rondje en bedenken dan wat ze willen maken, heel creatief. Er is nog nooit een kind geweest waarbij dat niet lukte, ze kunnen altijd iets bedenken. Kinderen kunnen dat veel beter dan volwassenen, ze gaan aan de slag en zien wat er ontstaat.’
Had jij zelf als kind ook zo’n besefmoment?
‘Dat heeft bij mij best lang geduurd, ik was als kind vooral bezig met beestjes zoeken. Het timmeren kwam later. Toen ik uiteindelijk de opleiding tot meubelmaker ben gaan doen op het HMC ontdekte ik steeds meer hoe leuk ik het vond. Voor de eerste keer in mijn leven ging ik met plezier naar school. Ik was er altijd!’
Ik sprak net een moeder die hier met haar kind een uurtje zou blijven en er inmiddels al drie uur is. Hoor je dat vaker?
‘Er zijn soms kinderen die zó fanatiek worden, die willen echt niet meer weg. Dat zie ik als een groot compliment.’
De bus is te boeken en om hem te laten rijden is er natuurlijk financiële steun nodig. Wat betekent AVN daarin?
‘Ik bezoek met de bus meerdere evenementen per jaar, Ambacht in Beeld is dit jaar het vijfde en we hebben er nog meer gepland. Dankzij de financiële steun kunnen we ook op evenementen staan die zelf niet het geld hebben om de komst van de bus te faciliteren. Dan sta ik de hele dag te klussen met kinderen die dat anders niet hadden kunnen doen. AVN biedt niet alleen financiële steun, ze helpen me ook door contact met de organisaties te onderhouden. Dan kan ik doen wat ik het beste doe: met de kinderen aan de slag. Voor mij is dat het fijnste aan de samenwerking.’
Diezelfde rol hopen we voor makers te vervullen, een steun in de rug en een netwerk waardoor ze meer kunnen focussen op het maakproces.
‘Dat is het voor mij zeker, ik ben er heel blij mee!’
Laten we even een roze bril opzetten en in de toekomst kijken. Waar wil jij over tien jaar met de Ambachtenbus zijn? Of zijn er dan heel veel bussen?
‘Die vraag krijg ik vaker! Er is op dit moment eigenlijk meer werk dan ik aan kan dus we zijn aan het kijken of er nog een klein busje bij kan. Maar het is juist niet mijn doel om heel groot te worden of om tien bussen te laten rondrijden. Ik wil niet heel veel moeten regelen en daardoor minder kunnen klussen. Liever wil ik met deze bus nog veel meer kinderen bereiken en enthousiasmeren voor techniek. Ik zou het geweldig vinden als ik over tien jaar iemand tegenkom die ooit bij de bus was en nu zelf maker is, dat zou me heel trots maken.’
Wie het ritme van de maakplaatsen op de NDSM werf in Amsterdam-Noord wil meemaken doet er goed aan eens langs te gaan in de werkplaats van houtbewerker Houk van Lier. Gedurende het uur dat we elkaar spreken is Houk samen met zijn leerlingen een bus aan het inladen, wordt er een tafel gebracht ter reparatie, worden er materialen bezorgd en laat hij zijn nieuwste projecten zien. Geen dag is hier hetzelfde en geen dag is saai. Daarnaast – of misschien juist wel daarom – wordt Houk steeds meer woordvoerder van het makerschap, want er is veel behoefte aan mensen die met hun handen kunnen werken. Houk legt uit waarom we die mensen nodig hebben en waarom makers zorgen voor een beter functionerende stad.
‘Soms maak ik niks mee, want dan ben ik de hele dag binnen aan het werk maar natuurlijk ga ik vaak bij mensen langs, om contact te houden. Zeker omdat ik probeer het maken te promoten en graag verbindingen wil leggen. Hier in dit straatje hebben we muzikanten, een tattoo shop en de grafische werkplaats. Nu zijn ze de markt aan het opbouwen, soms is er een festival en dan is het gekkenhuis. En natuurlijk is er Ambacht in Beeld hier binnen in de Loods. Ik zou het heel leuk vinden als dat ook op het terrein buiten zou zijn, zodat bewoners zien wat hier gebeurt en dat makers belangrijk zijn voor een de stad.’
Hoe kwam jij zelf in dit beroep terecht?
‘Ik kom uit een beroemde balletfamilie, dus creativiteit was er altijd al. Ik was eerst baritonsaxofonist van beroep maar merkte al snel dat de stress daarvan teveel was voor me. Maken deed ik al, ik fixte alles in mijn eigen huis en heb mijn eigen woonark gebouwd. Toen ik dat eenmaal had gedaan wist ik: dit kan ik ook voor anderen doen. Het hebben van die woonark gaf mij een mentale en financiële vrijheid, de vrijheid om te gaan ondernemen. Ik begon met klusjes bij een vriend die aannemer was en na een halfjaar kreeg ik mijn eerste eigen grote klus.’
En sindsdien heeft het nooit meer stilgestaan.
‘Eigenlijk niet nee, dat is waarom ik nu al vijf jaar bezig ben met zorgen dat er nieuwe makers komen. Behalve dat het nodig is voor onze stad, wil ik graag wat goede gasten om mee heen hebben wanneer ik echt oud ben zodat ik lekker kan blijven maken in hun werkplaatsen. Soms vraag ik me af waar ik aan begonnen ben, elke dag leer je iets nieuws. De jongens die hier werken, ik heb ze gewaarschuwd: er is heel veel werk en ik zeg nog steeds te vaak ja en te weinig nee. Soms werken we zes, zeven dagen per week.’
Er moeten dus veel meer makers bij komen.
‘Leren maken heeft tijd nodig. Toen ik begon was ik pas na vijf jaar een beetje zelfverzekerd. Voor die tijd kreeg ik altijd buikpijn als ik aan een nieuwe klus begon. Ook als je heel goed bent in de techniek, moet je leren ondernemen en service verlenen aan mensen die niet altijd snappen wat je precies doet en waarom het kost hoeveel het kost.’
Wat is de rol van onderwijsinstellingen daarin?
‘Van nul tot twintig willen we allemaal graag leren, het is alleen zo jammer dat ons van zes tot twaalf afgeleerd wordt om zelf op onderzoek uit te gaan. Natuurlijk zijn er scholen die hun best doen en leraren die een uitzondering zijn, maar de structuur van ons onderwijs veroorzaakt dat mensen hun zelfvertrouwen kwijtraken om dingen te proberen die ze nog niet eerder hebben gedaan. Tegelijkertijd zijn er mensen die wél makkelijk door het schoolsysteem gaan, maar eigenlijk helemaal niet begrijpen hoe het is om door ervaring te leren en ontdekken dat we allemaal makers te zijn. Het gebrek aan elkaar begrijpen is waar het vaak mis gaat.’
Hoe kunnen maakplaatsen helpen bij het oplossen van dat probleem?
‘Hier vlakbij in Molenwijk hebben we een buurtwerkplaats opgezet. We proberen actief volwassenen te betrekken als vrijwilliger en maker. Ook kinderen kunnen komen werken op verschillende niveaus. Ieder doet zijn eigen ding maar je kunt elkaar wel helpen, precies zoals we het hier op de werf doen. Die buurtwerkplaatsen, ik denk dat die een oplossing kunnen zijn om de stad en haar bewoners te leren dat ze heus zelf een stekkertje aan een lampje kunnen vervangen. Dat maken helemaal niet zo moeilijk is al ze soms denken. Iedereen kan het leren!’
Hoe belangrijk is het om nieuwe generaties met dat bericht te bereiken?
‘Kinderen van zes tot zestien komen nauwelijks meer in aanraking met een maker. Een fietsenmaker zien ze nog wel, maar vooral als een plek om iets naartoe te brengen en niet als een beroep om zelf te kunnen doen. Ouders plakken nauwelijks meer een band samen met hun kinderen! Dat moet je doen, dan raak je zelf gefrustreerd wanneer het even niet lukt, ga je tóch door tot het lukt en dan kun je blij en trots zijn.’
Zijn kinderen nog wel geïnteresseerd in met hun handen werken?
‘Het maakt mij niet uit of ze Instagrammer of brandweerman willen worden, als je iets droomt moet je dan doen. Wél zie ik op de werkplaatsen dat kinderen die met maken in aanraking komen blijven terugkomen en heel gefocust willen leren.’
Om dit verhaal te vertellen spreek jij met beleidsmakers en politici. Dat is soms vast ook frustrerend.
‘Ik was een tijdje geleden op een meeting over ruimte-indeling in de stad en na tien minuten ben ik weggegaan. Het was zinloos. De stropdasjes waren blij, maar met mij liepen nog zes makers weg. Daar gaan we geen uren tijd aan verdoen. De vraag die we bij al die grootse plannen moeten stellen is: en wie gaat dat doen? Je kan plannen en dromen, maar zonder fundering en makers die die fundering kunnen bouwen blijft een idee een luchtkasteel.’
AVN is een bottom-up netwerk van makers waarmee we de belangen van makers en het belang van maakonderwijs vooropstellen. Wat kan AVN doen om jou te helpen?
‘Dit verhaal delen! En evenementen organiseren waarmee je kinderen en volwassenen laat zien wat er mogelijk is. Als ouders zien dat kinderen van maken houden en dat het mooi werk is, zullen ze eerder leren maken op jonge leeftijd.’
Het gaat momenteel niet de goede kant op. Hoe voelt de stad de effecten daarvan?
‘Relatief nieuwe gebouwen raken al in verval en er zijn straks geen mensen die ze kunnen maken. Er wordt maar gebouwd en er is geen tijd om te kijken of alles wel goed is getekend en of het werk wel goed gebeurt. De nieuwbouw hier op de NDSM bijvoorbeeld, daar zitten allemaal fouten in die niet hadden hoeven gebeuren. Die zijn gebeurd omdat er niet genoeg mensen zijn. Ventilatie die niet werkt, een kamer waar geen bed in past, muren die op de verkeerde plek zitten. Dat betonnen skelet dat blijft wel staan, maar de verpakking raakt uiteindelijk in verval. Die verhalen moeten we vertellen. Wanneer de beleidsmakers het horen is er de mogelijkheid om te anders aan te pakken.’
We hebben het over grote problemen die zowel hier in de stad als op grotere schaal spelen, maar toch voelt dit als een positief gesprek omdat de oplossingen die je noemt heel haalbaar lijken.
‘We weten prima dat wat we nu doen niet meer klopt. Maar hoe pakken we dat samen aan? We moeten erkennen dat dingen verkeerd gaan. Mensen achter bureaus willen door, die durven niet te kijken naar wat er niet werkt. Makers doen dat wel, want anders krijg je een balk op je kop of doet de wc het niet. Mijn beroep gaat om doorzetten en blijven proberen. Ik ben een maker en wij makers hebben geen andere keuze. We gaan door totdat het werkt.’
AVN (Ambachtelijk Vakmanschap Nederland) heeft zich aan de buitenwereld gepresenteerd met de ‘Gemaakt voor de toekomst’ campagne en organiseert een aantal eerste activiteiten om ambachtelijk vakmanschap op de kaart te zetten. Dit alles op weg naar een grootschalige bijeenkomst op 16 oktober, waar AVN zich presenteert als stichting. Vanaf dat moment kunnen leden zich aansluiten. Maar waarom zou je dat als ambachtspersoon doen? We bespreken het met voorzitter Stephan Welie, die voorheen teamleider en locatiedirecteur was op het Hout- en Meubileringscollege. Op het NDSM-terrein in Amsterdam-Noord, waar vele maakplaatsen te vinden zijn, vertelt Stephan over de doelen van AVN en zijn eigen rol als voorzitter.
Je komt uit de wereld van het onderwijs, hoe is het om deze overstap te maken naar je rol als voorzitter?
‘Vanuit mijn rol als leidinggevende ben ik betrokken geweest bij de voorgeschiedenis van AVN. Ik ben bij een aantal bijeenkomsten geweest waarvan deelnemers nu in ons sectorcomité zitten. Ik ben als voorzitter gevraagd door Wendy van Wilgenburg en Frank Hemeltjen toen ik bekend maakte te stoppen als locatiedirecteur. Vanuit mijn ontwikkelde passie voor makers en voor ambachtelijk opleiden kon ik die stap snel en vol energie zetten.’
Is ambachtelijk vakonderwijs dan ook jouw belangrijkste speerpunt als voorzitter van AVN?
‘De instroom bevorderen van jonge mensen bij ambachtelijke vakopleidingen is zeker een speerpunt, maar niet het enige. Ik ben veel op bedrijfsbezoeken geweest en heb in andere overlegorganen gezeten. Dan krijg je ook andere problematiek te horen waar makers mee te maken hebben. We zitten hier op het NDSM terrein, een prachtig rauw rafelrandje van de stad. Maar ook hier zie je dat makers door de stedelijke ontwikkelingen dreigen uit hun omgeving te worden weggedreven. Zichtbare maakplaatsen, waar mensen zien dat er spullen worden gemaakt, kunnen ook weer jongeren motiveren om te gaan maken. Verder zie je ook dat heel veel makers, vooral diegenen die net beginnen als zelfstandig ondernemer, nog helemaal niet weten hoe ze zich moeten verzekeren, hoe het zit met beeldrecht, auteursrecht en bijvoorbeeld hun vindbaarheid. Dat zijn ook kernpunten waar we veel aandacht aan gaan besteden.’
Hebben we het dan over gentrificatie, waarbij makers een vervallen stuk van de stad weer mooier en leuker maken, waardoor de prijzen daar omhoog gaan en ze er zelf niet meer welkom zijn?
‘Dat is heel zwart-wit en als je het letterlijk zo stelt juist niet wat je wilt bereiken. Er zijn echt wel tegengeluiden, maar je moet je goed organiseren om die tegengeluiden te voorzien van sterke argumenten. Daarmee is het best mogelijk om gemeentes en projectontwikkelaars om te krijgen in hun denken. Het gaat niet om winstmaximalisatie op korte termijn, maar om een fatsoenlijk rendement op de lange termijn. Een aantal projectontwikkelaars en ondernemers is gevoelig voor de maatschappelijke waarde die zichtbare makers toevoegen aan een woonomgeving, die wordt langzaam maar zeker meer gezien.’
En dan hebben we het nog niet eens gehad over duurzaamheid.
‘Dat vind ik zo mooi voor aan kleine makers: zij maken een product dat niet is bedoeld om morgen weer weg te gooien. Het zijn unieke producten om langdurig te gebruiken. Als er iets mankeert kun je terug naar de maker om het te laten repareren.’
Tegenover deze positieve ontwikkeling is het ontzettend makkelijk om online allemaal goedkope producten te kopen die zo weer kapot zijn. Dat neemt toe en zo lijkt wat AVN en de makers doen een druppel op de groeiende plaat. Hoe ervaar je dat?
‘Dat is nou eenmaal hoe de wereldeconomie in elkaar steekt. Als je je daarover gaat frustreren denk ik dat je de energie kwijtraakt om het mooie en het goede van de kleine ambachtelijke ondernemers te blijven zien. Hun kracht, hun uitstraling en hun duurzame producten moet je centraal blijven stellen. Als echt vakmens moet je vlieguren maken om professional te worden, en natuurlijk moet je daarin zijpaadjes kiezen zodat je je van anderen onderscheidt. Het is ook domweg een kwestie van een lange adem, een cultuurverandering bij consumenten en dat kost helaas tijd.
Er zijn gelukkig ook genoeg evenementen en festivals waarop dat vakmanschap geëtaleerd wordt. Of dat nou braderieën zijn of een festival als Ambacht in Beeld, ze leveren altijd hoge bezoekersaantallen op. Bij die evenementen kunnen bezoekers ook ervaren hoe mooi het is om iets te maken met je handen.’
Praktisch werk moet je ook in de praktijk zien gebeuren.
‘Hier op de NDSM-werf is veel onaf: daar gedijen ambachtsmensen goed bij, een soort geordende chaos. Aan de buitenkant is het rauw, binnen worden mooie dingen gemaakt. Als je de loodsen binnengaat zie je werkplaatsen waar mensen hun ziel en zaligheid leggen in prachtige producten. Als vakmens word je vaak niet direct rijk van je beroep. Of tenminste, niet rijk in de zin van geld. Ik denk wel dat het beroepen zijn waarvan je rijk wordt in het vinden van je geluk en het creëren van een product waarin je iets van jezelf legt en waar je een ander blij mee maakt. Die eigenheid herken je hier overal, dat is zo mooi aan vakmanschap. En daarom is het zo belangrijk om daar ruimte aan te blijven bieden en om beginners ruimte te geven om te experimenteren.’
AVN is een bottom-up netwerk, bestaande uit professionals uit de sector. Wat is daarin voor jou het allerbelangrijkst?
‘Voorheen, tot 2014, hadden beroepsverenigingen allemaal een eigen branchevereniging en een kenniscentrum. Daar werd kennis behouden, overgedragen en belangen behartigd. Dat is daarna politiek veranderd meer naar SBB, Samenwerking Bedrijfsleven en Beroepsonderwijs, gegaan. Bij de ambachten had dat tot gevolg dat het Hoofd Bedrijfschap Ambachten (HBA), dat al die kleine sectoren bij elkaar bracht, is opgehouden te bestaan. Dat heeft behoorlijk wat schade berokkend en je ziet dat het sindsdien los zand is geworden.’
Hoe gaat AVN daar verandering in brengen?
‘Bij bijeenkomsten in het land heb ik al veel mensen gesproken over hoe we ambachtslieden weer gaan verenigingen. Gelukkig hebben wij daarvoor subsidie gekregen van het ministerie van OC&W. Die subsidie is echter niet vrijblijvend, die is gekoppeld aan een opdracht. Onze opdracht is om als AVN ons uiterste best te doen hét platform te worden voor de ambachtelijke vakmensen in Nederland. Om ze te verenigen, om hun belangen te dienen en om weer met één stem te kunnen spreken.
Dat betekent dat we als AVN, behalve belangen behartigen, ook willen toewerken naar het organiseren van activiteiten voor leden. We willen een stichting worden waar mensen zich aan kunnen verbinden. Dat zal tegen een geringe contributie zijn, want uiteindelijk moeten we zonder subsidie kunnen voortbestaan. Denk aan praktische bijeenkomsten en kennisbijeenkomsten op allerlei vlakken. Daarbij werken we samen met andere partijen, zoals de SBB, de MBO-raad en de Kunstenbond. Samen moeten we de belangen van kleine ondernemers zo goed mogelijk behartigen.’
Soms moeten er in een vereniging natuurlijk ook grote beslissingen gemaakt worden. Hoe zie je daarin jouw rol als voorzitter?
‘Ik ben geen almachtige voorzitter en wil dat al helemaal niet zijn. Goede besluiten kun je alleen nemen als daar draagvlak voor bestaat en dat draagvlak kun je alleen ophalen bij professionals. Daarvoor moet je die professionals echt willen zien en willen horen, luisteren naar hun argumenten. Daarbij zal het inderdaad af en toe moeten gebeuren dat je bestuurlijk knopen moet doorhakken. Binnen AVN doen we dat met een sectorcomité waarin zowel mensen zitten uit grote organisaties alsook individuele ambachtspersonen. Ik probeer daarin sturing te geven en mensen bij elkaar te brengen, om er samen voor te zorgen dat we uiteindelijk met één duidelijke stem de buitenwereld tegemoet treden.’
De stichting wordt op 16 oktober formeel gepresenteerd. Wat kunnen mensen doen als ze zich nu al bij AVN willen aansluiten?
‘Ik zou die mensen willen adviseren om onze website in de gaten te houden, zich in te schrijven voor onze nieuwsbrief en om ons te volgen op social media. Maar vooral bezoek op 16 oktober ons evenement in DeFabrique in Utrecht. Vanaf dat moment gaan we ons logo, de A van ambachtelijk vakmanschap en van A-kwaliteit, beschikbaar stellen zodat mensen zich kunnen verbinden aan AVN en daarmee hun voordeel kunnen doen. Tevens staan we als AVN op het Ambacht in Beeld Festival (20 en 21 september, NDSM terrein Amsterdam). Daar komen altijd veel makers op af en we hopen daar met veel van hen in gesprek te gaan.’
Als je een jaar in de toekomst kijkt, waar hoop je dan op?
‘Dan zijn wij een gezonde stichting, hebben we een bestuur en een raad van advies en hebben we meerdere activiteiten georganiseerd. Dan zitten we als relevante gesprekspartner aan tafel met de instanties die relevant zijn om de belangen van kleine ambachtelijke vakmensen goed te kunnen behartigen. Als we binnen een jaar na oprichting 500 tot 1000 leden hebben zou ik heel blij zijn. Van vergelijkbare organisaties in het buitenland weten we dat het jaren kan duren om je naam te vestigen. En dat is niet voldoende, we moeten waarmaken waar we voor staan met concrete activiteiten en resultaten. Daar willen we knetterhard voor werken.’
Foto: Patrick Hudepohl
Ambachtelijk Vakmanschap Nederland is als organisatie een overkoepelend orgaan voor de ambachtensector en streeft ernaar om vooral een bottom-up netwerk te zijn: van professionals, het maakonderwijs, de overheid en andere betrokkenen. Dat kan alleen door goed af te stemmen wat er in de praktijk speelt, waar behoefte aan is en op welk gebied AVN een bijdrage kan leveren.
Onze doelen bereiken we alleen door gesprekken te stimuleren en naar elkaar te luisteren. Dat hopen we met een grote groep betrokken te doen tijdens een bijeenkomst op woensdag 16 oktober, in DeFabrique in Utrecht. We nodigen iedereen die erbij wil zijn van harte uit met ons en met elkaar in gesprek te gaan, geïnspireerd te raken en diens eigen inzichten te delen.
Datum: woensdag 16 oktober 2024
Waar: DeFabrique, Westkanaaldijk 7, 3542 DA Utrecht
Tijd: 16:00 – 19:00 uur
Ons evenement vindt aansluitend plaats aan de Ambacht in Beeld Opleidingsdagen. We nodigen je van harte uit deze voorafgaand aan ons event te bezoeken.
Kom je met het ov? Vanaf station Maarssen is het 20 minuten lopen naar DeFabrique. Tussen 14:30 en 15:30 en tussen 18:45 en 19:45 rijdt er een pendelbus tussen station Maarssen (uitgang Kanaalzijde) en DeFabrique. Let op: beperkte beschikbaarheid.
Kom je met eigen vervoer? Er is gratis parkeergelegenheid bij DeFabrique.
Met haar opleiding tot jurist leek Tiara Roquas op weg naar een kantoorbaan, maar niets bleek minder waar. Tijdens een cursus glas-in-lood sloeg de bliksem in en wist ze meteen: dit ambacht is iets voor mij. Gelukkig kon ze al snel in een atelier terecht en nu runt ze samen met Tess van de Coevering Glasloderij ’t Lemmet. We spraken Tiara over hoe ze gegrepen werd door haar ambacht en hoe goed haar werk bij haar past.
Vertel, hoe kom je terecht in de wereld van glas-in-lood?
‘Dat gebeurde toen ik 27 was, vijf jaar geleden. Ik heb HBO Rechten gestudeerd en ben een tijdje jurist geweest, ben in de productie beland en ben daarna goed gaan denken over wat ik wilde doen, want ik wilde niet achter een computer of in de nachturen werken. Een glas-in-lood cursus sprak mij aan, want ik had ooit een stukje glas-in-lood gekocht op Marktplaats en dat wilde ik restaureren. Na de eerste dag van de cursus was ik op slag verliefd op het ambacht, op het werken met mijn handen en op het directe resultaat aan het eind van de dag. Ik heb het roer meteen omgegooid.’
Dat is een grote stap, van jurist naar ambachtspersoon.
‘Ik ben meestal iemand die even afwacht en was dus blij verrast dat ik hierdoor meteen gepakt werd. Met dit ambacht kreeg ik opeens heel veel rust. In plaats van op hoog tempo te werken sta ik nu rustig achter mijn werkbank iets te maken. Je wordt namelijk beloond voor het aandachtig precisiewerk – en daar neem je graag de tijd voor. Dat was echt een ommekeer, dit is voor het leven.’
Wat heb je gedaan na die eerste cursus?
‘Die cursus duurde zes weken, één keer per week, en dat was niet genoeg voor mij. Op Marktplaats heb ik oud gereedschap van iemand kunnen overnemen. Ik ben toen zelfs thuis aan de keukentafel gaan werken. Dat was niet zo handig met al dat soldeerwerk en glassplinters, maar ik was eager om dit zoveel mogelijk te kunnen doen. Mijn oud-leraar van de cursus gaf me een tip over iemand met een atelier, waar ik misschien wel bij kon helpen. Inmiddels hebben Tess en ik het pand en de werkplaats ons eigen gemaakt. Een hoekpand met grachtengroene kozijnen en een mega lichtbak boven de etalage. Ik ben nog steeds verliefd.
Ambacht is het maken van vlieguren, je leert het door het te doen. Iets snel in elkaar zetten werkt gewoon niet, je moet er tijd en liefde in steken. In een hele korte tijd heb ik heel veel glas-in-lood gemaakt, ben ik mij blijven verdiepen in het restauratieproces en richtlijnen ervan en heb ik een deelopleiding Restauratie Glazenier gevolgd op het Nationaal Centrum Erfgoed. Daarnaast bleef ik op zoek naar reparatie- en restauratie klussen, waarbij ik uitgedaagd werd. Soms was het een sprong in het diepe of was het vallen en opstaan. Maar zo leer je het echte werk kennen in de praktijk en ben je nooit uitgeleerd.’
Hoe ziet je gemiddelde werkdag eruit?
‘Ik kom binnen op de werkplaats, zet koffie en zet alle ramen open. Meestal checken we eerst de mailtjes en vervolgens kiest ieder een project. We werken nooit aan één project tegelijk, er liggen er altijd meerdere op de werkbank. Ik begin op chronologische volgorde van binnenkomst of daar waar ik écht zin in heb. Het ene project is rechttoe rechtaan, met weinig denkwerk, en het ander is juist complexer, vanwege het berekenen en verkleinen van een bepaald ontwerp dat tussen isolatieglas komt. Soms is het fijn om eerst het handwerk te laten vloeien en pas in de middag aandachtig het rekenwerk te verrichten.’
Je werk is een ambacht maar ook een kunst, en om kunst te maken heb je inspiratie en de juiste mindset nodig.
‘Dat is precies de reden waarom het soms juist goed is om een project even aan de kant te zetten. Zit je er te veel met je neus bovenop? Moet je even een frisse neus halen. Zit je te steunen en te puffen omdat iets niet lukt? Dan neem je even een adempauze. Dat geeft je namelijk weer inspiratie en energie, zodat het erna er weer beter uit komt’.
Je bent glazenier en ook ondernemer samen met je partner, dat lijkt me soms een lastige combinatie.
‘Ja, dat blijft lastig, maar geeft je ook de ruimte om je dagen zelf in te delen. Daarnaast hebben Tess en ik allebei een achtergrond in werken op papier, daarom weten we enigszins hoe we administratieve zaken kunnen aanpakken. Natuurlijk blijft het handwerk het leukst, maar het blijft natuurlijk noodzakelijk om offertes op te maken. Zo haal je weer nieuwe klussen binnen.’
En doen jullie veel aan publiciteit?
‘Ik blijf maar zeggen dat we dat meer moeten doen. We doen Facebook, Instagram en nu helpt de campagne van AVN natuurlijk ook. Verder doen we alles organisch, onze promotie gaat van mond tot mond. We hebben veel persoonlijk contact met klanten, waarin we denk ik wel uniek zijn. Onze bekendheid groeit het meest door de vele lieve Google-reviews die ze achterlaten.’
AVN vormt een netwerk van vakmensen om versplintering tegen te gaan en te zorgen dat jullie samen sterker staan. Hoe kijk jij daar als zelfstandige tegenaan?
‘Dat lijkt mij erg mooi. In de bouw kom je natuurlijk vaker vakmensen tegen, waar je samen aan een project werkt. Vooral in de monumenten en het behoud en onderhoud van erfgoed.
Ik denk dat veel ambachtslieden zoals wij, niet per se pro-actief zijn in het opzoeken van elkaar. Dat doen we pas als we iemand echt nodig hebben, zo hebben wij weleens met metselaars gewerkt bij glas-in-lood dat ingemetseld zat. Dat vond ik te specifiek om maar gewoon te gaan Googlen en dus ben ik een glas-in-lood werkplaats binnengelopen om advies te vragen. Daarvoor moest ik wel even mijn stoere pet opzetten. Dus ja, een netwerk als AVN zou zoiets een stuk makkelijker maken. En natuurlijk kan het ook andersom werken, wanneer andere ambachtslieden hulp nodig hebben met glas-in-lood.’
Welk advies zou je iemand geven die eraan denkt hieraan te beginnen?
‘Gewoon doen. Maak tijd en ruimte vrij om te experimenteren met de materialen en gereedschap. Zoek een leermeester of werkplaats waar je kan meehelpen. Blijft altijd kritisch naar jezelf en je werk en zet volhardend door. Je komt vanzelf de mooie dingen en de valkuilen tegen. Laat nieuwe dingen of obstakels je er niet tegenhouden, maar zie het juist als kansen om jezelf uit te dagen en te ontwikkelen. En vergeet vooral niet om plezier te hebben in wat je doet!’.
Vuur, ijzer, hamer, aambeeld: daarmee smeedt Annelied van Dijk in ‘Gemaakt voor de toekomst’ haar letter A. Annelied is smid of eigenlijk liever metaalkunstenaar. Met haar bedrijf Dochter van de Smid geeft ze haar eigen hedendaagse invulling aan een eeuwenoud ambacht. We spraken Annelied over de lange en verrassende weg die haar hierheen bracht, over werken als zelfstandige en over het bestaan als vrouw in een beroep dat volgens de clichés vooral voor mannen met baarden en tatoeages is.
Laten we bij het begin beginnen. Hoe ziet het werk van een smid eruit in 2024?
‘Smeden is een ambacht uit de tijd dat mensen zelf gebruiksvoorwerpen van ijzer met hun handen maakten. Het is niks anders dan een stuk ijzer dusdanig verhitten in een kolenvuur, totdat het heel zacht wordt. Dan kun je het eruit halen, met een hamer op een aambeeld slaan en er dus gebruiksvoorwerpen mee maken. Vroeger waren dat vooral gereedschappen voor boeren, nu veel hekwerk en siervoorwerpen. Ikzelf vind ijzer een dusdanig mooi materiaal dat ik er kunst mee maak, het ontwikkelt zich steeds meer naar vrije expressie van het materiaal. De laatste tijd kom ik er, mede dankzij mijn deelname aan de campagne van AVN, steeds meer achter dat wat ik doe echt een ambacht is. Het is gaaf om vanuit de kennis van een ambacht kunst te maken.’
Even tussendoor: hoe heet is dat vuur?
‘Dan praat je over tussen de 1200 en 1400 graden Celsius, dat is de temperatuur waarop ik het ijzer bewerk’.
Hoe ben je bij dit bijzondere ambacht terecht gekomen?
‘Het zit al sinds 1880 in mijn familie: mijn vader is smid, mijn opa was smid en mijn overgrootvader en betovergrootvader ook. We woonden boven onze smederij in Vleuten. Elke dag liep ik door de smederij, dus ik was ook heel bekend met wat daar gebeurde.
Sowieso was ik als kind altijd in de weer met timmeren en hutten bouwen, een beetje een jongensachtig meisje. Toch had ik nooit gedacht dat ik hier zou belanden. Het was altijd duidelijk: mijn broer ging naar de LTS om uiteindelijk het bedrijf van pa over te nemen.
Ik heb als au pair gewerkt in Frankrijk, ben stewardess geweest met lange nagels en make-up en uiteindelijk ben ik rond mijn 30e gestopt met vliegen en ben ik met mijn toenmalige vriend meubels gaan importeren vanuit Indonesië. Bij mijn vader lieten we metalen frames maken voor houten tafelbladen. Vanaf toen ben ik in de richting van smid gegaan. De relatie ging uit en ik had geen idee welke kant ik op moest. Ik kreeg een klein huisje in Amsterdam en een baan in restaurant La Garage van Joop Braakhekke. Daarbij had ik best veel vrije tijd waarin ik steeds vaker terug reed naar mijn ouderlijk huis om te klussen. Daar heb ik een tafel gemaakt, die werd gezien door andere mensen die mij vroegen om zoiets ook voor hen te maken. Zo is het begonnen.’
.
Je hebt als vrouw een stoer beroep, dat historisch gezien vooral met mannen en spierballen geassocieerd wordt. Hoor je daar veel over?
‘Ja daar is nog altijd verbazing over, mensen verwachten het gewoon niet. Het standaard beeld van een smid is toch een man, groot en breed met een woeste baard, klauwen van handen en tatoeages. Van die biker types. Er is een groep mensen die ik ken die zeker aan die clichés voldoet. Maar ik ken ook smeden die heel slank en klein zijn en prachtige dingen maken. Het gaat echt om de techniek, dat hele gedoe met tatoeages en baarden is een soort Asterix en Obelixverhaal. Het is wel zo dat je power in je armen nodig hebt om dit werk uit te voeren. Dat krijg je vanzelf, en door de goede houding aan te nemen. Ik heb zelf geen grote spierballen maar wel stevige armen. En als het te zwaar is moet je oppassen, want ik moet natuurlijk wel mijn lijf in de gaten houden.’
Je werkt als zelfstandige in een beroep met veel risico’s. Zou een netwerk als AVN dat element van je werk kunnen verlichten?
‘Wat heel belangrijk is, is hoe wij ons als ambachtslieden kunnen verzekeren als we in ons eentje werken. Het wordt binnenkort voor iedere ZZP’er verplicht om een arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten en dat is te zot voor woorden, want het is heel duur. Zelf denk ik nu aan een broodfonds. Zo’n soort netwerk, dat kan ik goed gebruiken.’
Je hebt een lange weg afgelegd om hier te komen. Hoe kijk je naar de toekomst?
‘Ik ben nog steeds super gedreven en vind mijn werk hartstikke leuk, maar ik ben nu 54 en op een gegeven moment wordt het fysiek zwaar. Als het te zwaar wordt ga ik misschien de kant op van stervensbegeleiding, iets heel anders. Wat ik nu doe ontwikkelt zich te allen tijde en zo lang ik dat prettig vind ga ik er gewoon in mee, dan vormt de toekomst zich vanzelf wel.’
Na vijf jaar zijn eigen atelier gerund te hebben in de Amsterdamse buurt De Pijp is schoenmaker Edgar Caufijn nu in een gedeelde werkplaats in stadsdeel west te vinden. Hoewel die verhuizing niet vrijwillig was, heeft het wel gezorgd voor een herwaardering van wat hij het liefst doet: werken met zijn handen en met sneakers zijn culturele identiteit en jeugdsentiment uitdragen. In een zeer breed gesprek leren we hem beter kennen en deelt hij zijn visie op een bestaan als ondernemer en op de sneakercultuur.
AVN: Wanneer wist jij dat schoenmaker het beroep voor jou was?
Edgar: ‘Ik wist het niet direct. Op mijn veertiende begon ik met sneakers customizen, mijn eigen signatuur toevoegen aan bestaande schoenen. Toen ik zestien was besefte ik dat ik echt schoenen wilde maken, ook al deed ik een opleiding als grafisch vormgever. Ik ging van customizen naar schilderen naar het echt namaken van schoenen. In 2014 begon ik een opleiding aan het HMC en in 2015 volgde ik een cursus aan de Dutch Shoe Academy. Dat is een particuliere opleiding, dus ik deed allemaal vervelende baantjes om het te bekostigen, drie jaar lang.’
Hoe hebben jouw skills en je smaak zich in die tijd ontwikkeld?
‘Het grappige is, mijn kijk op schoenen werd in die tijd veel breder omdat je op de opleiding allerlei verschillende modellen leert maken. Pas toen ik met die school klaar was ging ik weer meer richting sneakers. Sneaker-gerelateerde dingen gaan vaak om hype en status. Dat is heel gekaderd, terwijl mode in het algemeen juist heel breed is. Door meer over andere schoenen te leren heeft mijn opleiding ook mijn smaak beïnvloed.’
Waarom ben je toch weer bij de sneakers teruggekomen?
‘Ik vind ze esthetisch mooi. De meeste mensen vinden sneakers leuk omdat de patronen herkenbaar in te delen zijn. Zelf wil ik een stuk verder gaan. Met leer bewerken heb je zoveel mogelijkheden! Je kunt het leer bijvoorbeeld omboeken om mooie randen te maken, je kunt er gaten en andere vormen uit slaan, je kunt het ververven: dat is wat ik doe. Ton sur ton vind ik mooi, met Japanse kleurencombinaties. Dat zie ik verder weinig in de wereld van sneakers.’
Jij werkt heel hard, lang en nauwkeurig aan je custom sneakers terwijl hierbuiten iedereen op dezelfde massaal geproduceerde Adidas Samba’s loopt. Erger je je daaraan?
‘Esthetisch gezien wel. Samba’s, Dr. Martens, All Stars… ik vind het gewoon saai en safe. Het zijn schoenen voor yuppies. Sneakerheads dragen gelukkig leukere schoenen. Vooral in Japan, daar hebben ze goede smaak. Diverser dan bij ons, mensen zijn er veel meer toegewijd aan wat ze dragen en bij welke subcultuur ze horen.
Wat ik jammer vind is de democratisering van de sneaker, een term die ik laatst voor het eerst hoorde in gesprek met mensen van het Schoenenmuseum. Vroeger waren sneakers gerelateerd aan straatcultuur, voornamelijk hiphop en basketbal. Nu zijn ze voor iedereen. Eigenlijk wil ik wel een beetje een gatekeeper zijn en de oorsprong bewaken. Vroeger kon je bijzondere modellen zoals de Air Jordan 4 veel moeilijker vinden en dat was leuker. Nu is het zo makkelijk en dus heeft het ook minder aanzien. Daarom is de sneaker resell markt nu ook helemaal omgevallen. Er zijn teveel releases uitgebracht en daarom is het niet meer speciaal.’
Hoe is het voor jou om binnen en buiten het kader van een gigantische industrie te werken als onafhankelijk ambachtspersoon?
‘Laat ik het zo zeggen: ondernemen heb ik the hard way geleerd. Maar de voldoening die je krijgt wanneer iets wél lukt, als je een groot project krijgt of als een subsidie wordt toegekend, dat is niet te vergelijken met een baantje. En natuurlijk zit ik er soms doorheen. Als ondernemer moet ik zoveel dingen doen waarin ik helemaal niet getraind ben. Ik ben geen marketeer, ik ben geen accountant en ik ben geen advocaat. Het lukt allemaal wel, maar soms leidt het ondernemerschap teveel af van wat ik echt wil doen, dingen met mijn handen maken.’
Dat is precies waarbij AVN hoopt te helpen: als bottom-up netwerk ondersteuning bieden op communicatief, juridisch en administratief gebied en ondernemers met elkaar in contact te brengen zodat ze al deze dingen niet alleen hoeven aan te pakken. Hoe kijk je daar tegenaan?
‘Dat lijkt me een heel goed idee. Het is natuurlijk niet voor niets dat de interesse in ambachten groeit, dat AVN nu bestaat en dat ministeries betrokken zijn. Een tijdje geleden zag ik een documentaire waarin MBO’ers ‘De Nieuwe Elite’ genoemd worden. Er zijn teveel mensen met bureaubanen. Intussen verdient een loodgieter meer dan een beginnende advocaat en ik vind dat een goede ontwikkeling omdat we samen willen verduurzamen. Bij die verduurzaming heb je mensen nodig die met hun handen kunnen werken. In Nederland hebben we er niet genoeg. We hebben makers nodig! En die kunnen absoluut de steun van een netwerk gebruiken.’
Van tevoren dacht ik dat we een gesprek zouden gaan hebben over techniek, over het werken met je handen. Maar eigenlijk hebben we het vooral over culturele zaken gehad. Sneakers zijn voor jou cultuur en een manier waarop je je onderscheidt.
‘De sneaker is waar het voor mij allemaal begon. Ooit wil ik mijn eigen merk hebben. Daar hoort ook kleding bij, en dan maak ik zelf de schoenen, de leren jassen en samoeraiharnassen als expressie van mijn jeugdsentiment. Ik ben zelf Aziatisch en heb zeker veel van thuis meegekregen, maar ik ben niet traditioneel opgevoed. Dan ga je toch om je heen kijken naar mensen die op je lijken. Zo komen veel mensen terecht bij hiphop en ik bij Japan. Ik wil expressie geven aan mijn jeugdsentiment en daarvan kunnen leven.’